Actieonderzoek

FBF4AA2C-49F9-4660-99FF-2354CC73E068.JPG

Een discipline die dicht in de buurt komt van wat we trachten te bereiken is die van het actieonderzoek. Die komt er op neer dat je tegelijk aan concrete interventie in een organisatie werkt, terwijl je onderzoek uitvoert. Je zou kunnen argumenteren dat dit is wat elke kenniswerker doet. Alleen nemen we daarbij zelden de rol en de methode van de onderzoeker op.

Het was Kurt Lewin die vanaf 1944 de term ‘actieonderzoek’ ging gebruiken voor deze houding, als reactie op de onpraktische scheiding die hij zag tussen bedrijven en wetenschappelijk onderzoek. Aan de ene kant heb je de academia, die inductieve conclusies trekt uit beperkte data, niet gehinderd door enige drang om de theorie ook te gaan toetsen in de praktijk. Aan de andere kant heb je de bedrijfswereld, die de theorie gaat toepassen zonder enige reservatie, en vaak niet begrijpt waarom de theorie bij hen niet werkt.

Een actieonderzoeker vertrekt vanuit alle beschikbare, bestaande theorie, maar gaat er niet van uit dat deze vrijelijk toepasbaar is. Een organisatie is een complex gegeven, dus, tenzij de verandering triviaal is, kunnen we niet echt voorspellen hoe de organisatie zal reageren op de verandering. We houden de brandblusser dichtbij.

Chris Argyris, die de methodiek van actieonderzoek verfijnde en beschreef, schrijft: ‘Het doel van de actieonderzoeker is het produceren van kennis die tegelijk tot actie aanzet en testbaar is in het dagdagelijkse leven.’

Actieonderzoek schuwt de theorie niet, integendeel. Iedereen leeft volgens haar eigen actietheorieën. Een theorie is een persoonlijke conclusie over het waarom van een mentaal model. Er wordt bijgevolg veel nadruk gelegd op het actief onderzoeken van de mentale modellen van de deelnemers aan de verandering. Samen de veronderstellingen toetsen die achter de mentale modellen en theorieën schuilgaan is belangrijk. We willen het verschil leren herkennen tussen onze verkondigde theorie en onze gebruikte theorie. We vermijden daarmee het vervallen in defensieve routines, die leren onmogelijk maken. Argyris, in zijn boek Knowledge for Action, noemt dit model II gedrag. Hij beschrijft 3 kenmerken die de attitude van de actieonderzoeker bepalen.

Gebruik valide informatie

Gebruik data om uit te leggen waarop je veronderstellingen gebaseerd zijn. Bijvoorbeeld, als je bron een boek is, leg dat uit, en laat zien wat de onderliggende (theoretische) assumpties zijn. Soms stellen consultants oplossingen voor alsof ze die zelf bedacht hebben, terwijl dat niet zo is. En zelfs wanneer ze ruime ervaring hebben binnen andere organisaties, kun je die kennis nog steeds niet knippen en plakken, in de hoop dat het goed komt. Blijf twijfelen.

Data kan kwantitatief zijn, maar ook kwalitatief. Etnografie, het verzamelen van persoonlijke verhalen binnen de organisatie, is een krachtig middel om theorie te verbinden aan de praktijk.

Maak geïnformeerde keuzes

Wanneer we beslissen over hoe we de verandering willen aanpakken, laten we ons leiden door de data die we zelf hebben verzameld. De eerste acties zullen er vaak op gericht zijn om de organisatie te bewegen, enkel om te zien hoe ze reageert op verandering als gegeven, en in welke richting ze natuurlijk beweegt. We zorgen dat het verhaal klopt, dat het coherent is. De voorspelling die we maken, moet redelijk zijn.

Blijf waakzaam

Ga er niet van uit dat het wel goed komt. Zoek de weerstand op — die is er altijd — en bestudeer de onzekerheden die daartoe aanleiding geven. Zorg er voor dat je steeds in staat bent om de wijziging terug ongedaan te maken, mocht de toestand verergeren in plaats van verbeteren. De natuurlijke reactie op weerstand is om nog harder te gaan duwen, een gedrag dat vaak eindigt in een contraproductieve wedloop van duwen en weerstand.

Hou ook in de gaten wat je niet wil wijzigen. Als je het gedrag in een organisatie aanpast, beïnvloed je ongewild de cultuur. Dat is de identiteit van de organisatie, en meestal is ze gezond. Dus hou ze gezond. Denk aan de eed van Hippocrates: doe ze in geen geval kwaad.

Reflectief onderzoek

Actieonderzoekers moedigen anderen steeds aan om het onderzoek te testen. Ze voorkomen dat de eigen defensieve routines in actie treden. Dat vereist de nodige moed, en een veilige omgeving. We willen de schaamte kunnen ondergaan om toe te geven dat we geen oplossingen kunnen bieden, enkel suggesties. Zo staan we open om te leren.

Uiteindelijk heeft de actieonderzoeker ook de ambitie om zichzelf te veranderen. Het is het in vraag stellen van de eigen mentale modellen, de eigen veronderstellingen, het eigen geloof, en het toetsen van dit alles aan de nieuwe theorie, dee de actieonderzoeker in staat stelt om te blijven leren, en groeien. Dit reflectief denken noemt Argyris dubbele-lus leren.

(Photo credit: Christian Bowen via unsplash)